Op huijden den 26 july anno 1632 hebbe ick Jacob van Zwieten notaris etc. In presentie vande naebeschreven getuijgen mij ten versoucke van d'ersame Pieter Huygen de Boijs, wonende buijten Leyden op de Hoge Most gevonden ende getransporteert ten huijse van mr Heijndrick Ulenburch schilder op de Brestraet aen St. Anthonissluijs binnen deser stede ende aldaer aen seecker dochtertge dat voor quam gevraecht hebbende off mr. Rembrant Harmensz van Rijn schilder (die ten huijse aldaer logeerde) in huijs en voorder hant was heeft het selve dochtertgie jae geantwoort ende op mijn versouck de voornoemde mr Rembrant Harmens van Rijn schilder voorgeroupen ende den selven int voorhuijs alwaer ick hem verwachte gecomen sijnde hebbe ick den selven gevraecht off hij mr Rembrant Harmens van Rijn, schilder was ende jae geantwoort hebbende hebbe voorts tegens den selven geseijt dat het wel was ende dat mij bleeck dat hij noch fris clouck ende wel te pas was op het welcke hij mij antwoorde dat is waer ick ben godt loff in goede dispositie ende wel te pas.
Alles oprecht gedaen te Amsterdam ter presentie van van Elbert Dirckxz ende Arent van Gouthoven getuijgen etc.
Bron: Archief Amsterdam.